De toonsoort van een muziekstuk bepalen: hoe doe ik dat?

 

“Hoe bepaal je de toonsoort van een muziekstuk?” Een tijdje geleden kreeg ik deze vraag van iemand die de enquête had ingevuld. Om het verhaal begrijpelijk  te maken voor beginnende muzikanten, vertel ik ook wat het begrip “toonsoort” precies inhoudt.

 

Toonsoort en toonladder

De toonsoort moet je zien als de verzameling tonen waar het muziekstuk mee gemaakt is. Dit is dus eigenlijk de basis van het stuk. Eenvoudig gezegd: Wanneer je alle tonen die in het muziekstuk voorkomen op volgorde zet van laag naar hoog, heb je de toonladder die bij het muziekstuk hoort. Maar daar je moet dan wel weten op welke toon je die toonladder moet laten beginnen. Want de laagste toon van het muziekstuk hoeft niet altijd ook de begintoon van de toonladder te zijn. Wanneer je de begintoon van die toonladder (en de hele toonladder) weet, weet je ook de toonsoort. Want de toonsoort is hetzelfde als de toonladder die bij het muziekstuk hoort.

 

Hoe bepaal je dan die toonladder/toonsoort?

Wanneer je bladmuziek hebt, is dat eigenlijk al voor je uitgezocht en meestal niet moeilijk om te ontdekken. Maar dan moet je wel iets van toonladders afweten, en liefst ook wel meer dan ik hierboven heb beschreven.

 

De Majeur toonladder van C.

Even in het kort hoe een majeur en mineur toonladder eruit zien. Er zijn nog veel meer toonladders behalve degene die ik nu uit ga leggen, maar deze komen het meeste voor.

De majeur toonladder van C bestaat uit alle witte toetsen. De toonladder begint op c en eindigt op c.

C-D-E-F-G-A-B-C

Op de piano of het keyboard kun je heel goed zien dat er verschillen zijn tussen de afstanden van de witte toetsen onderling. Tussen de C en de D zit een zwarte toets, tussen de D en de E ook, maar tussen de E en de F niet. De afstand tussen de C en de D noemen we groot, tussen de E en de F noemen we klein. Wanneer je alle afstanden van een majeur toonladder op een rijtje zet, krijg je: Groot, groot, klein, groot , groot, groot, klein. Wanneer je deze afstanden weet, kun je van alle toetsen “uitrekenen” hoe de toonladder is.

 

De majeur toonladder van G.

Laten we eens even kijken hoe dat zit met de majeur toonladder van G. Deze begint en eindigt met een G. Speel eens alle witte toetsen van G naar G, dus: G A B C D E F G

Hoor je dat er een “raar” plekje in zit, waar het voor je gevoel niet klopt?

Als je het goed gehoord hebt, vind je de F raar klinken. Dat komt omdat daar de afstand tussen de tonen niet goed is. De afstand van de E naar de F moet een grote afstand zijn. Maar doordat er geen zwarte toets die tussen zit, is het een kleine afstand! De afstand van de F naar de G moet daar een kleine afstand zijn. Maar van de F naar de G is een grote afstand. Om dit op te lossen moeten we de F verhogen en er een Fis (F#) van maken, dat is de zwarte toets die rechts van de F zit. Op deze manier kloppen alle afstanden tussen de tonen van de toonladder van G wel weer.  Dus de toonladder van G is dan geworden G A B C D E F# G

Bovenstaande betekent dus dat wanneer in een stuk elke F is veranderd in een F# en je verder alle witte toetsen tegenkomt, de toonladder van G majeur erbij hoort en de toonsoort dus G majeur is. Maar er is nog een andere mogelijkheid. Dat ga ik je nu uitleggen.

 

Wat is een mineur toonladder?

Bij iedere majeur toonladder hoort een vaste mineur toonladder. Deze mineur toonladder heeft dezelfde tonen als de majeur toonladder waar hij bij hoort. De mineur toonladder vind je door de 6e toon van de majeur toonladder op te zoeken. De 6e toon in de toonladder van G is de E. De mineur toonladder van e is: E F# G A B C D E. De afstanden zijn: Groot, klein, groot, groot, klein, groot, groot.

 

Hoe zie ik of het de majeur of de mineur toonsoort is?

Wanneer je geen kruizen (of mollen) vooraan de notenbalk ziet staan, heb je dus keuze uit 2 toonsoorten: C majeur of a mineur (want a is de 6e toon in de toonladder van C en de toonladder van a mineur heeft dus dezelfde tonen als die van C majeur).

Kijk dan naar het slot van het stuk. Eindigt het op een C en een C akkoord? Dan weet je zeker dat het stuk in C majeur staat. Eindigt het op een A en A mineur akkoord? Dan staat het in a mineur. Nog een aanwijzing dat het in mineur staat, is dat er kruizen bij de noten F en G kunnen staan. Deze staan dan niet vooraan de notenbalk bij de sleutel, maar bij de noten zelf. Wanneer de melodie niet op een C of een A eindigt, dan is het akkoord ook voldoende aanwijzing om de toonsoort te bepalen. Natuurlijk zijn hier ook wel weer uitzonderingen voor te bedenken, maar van het allergrootste deel van de muziekstukken kun je op deze manier de toonsoort bepalen.

 

 

Nog een paar laatste voorbeelden:

Er staat 1 # vooraan de notenbalk en het stuk eindigt op een G akkoord: toonsoort is G majeur

Met 1 # vooraan de notenbalk en het slot is een E mineur akkoord: toonsoort is E mineur

Er staan 2 # vooraan de notenbalk en het stuk eindigt op een D F# A: toonsoort is D majeur

Wanneer er 2 # vooraan de notenbalk staan, en het stuk eindigt met een B mineur akkoord: toonsoort is B mineur

Ik hoop dat je weer wat geleerd hebt. Wanneer er iets niet duidelijk was of je wilt graag in een volgend artikel iets uitgelegd hebben, reageer dan op deze blog. Ik wil je graag verder helpen!

 

Veel studeerplezier!