Akkoorden spelen op de piano: zo doe je dat! Deel 3: 5 voorbeelden

 

In de vorige 2 artikelen over akkoorden heb ik uitgelegd hoe je akkoorden kunt uitzoeken en hoe je deze in verschillende liggingen kunt spelen. In dit artikel geef ik je verschillende manieren waarop je in de linkerhand een begeleiding kunt spelen terwijl je met de rechterhand een melodie speelt. Dit aan de hand van voorbeelden van verschillende bekende muziekstukken.

 

Vorige keer heb je kunnen lezen dat er 3 liggingen mogelijk zijn voor akkoorden: de grondligging (1-3-5), de eerste omkering (3-5-1) en de tweede omkering (5-1-3) . In de voorbeelden die ik heb gegeven was er steeds sprake van een nauwe ligging. Dat wil zeggen dat tussen de akkoordtonen geen andere akkoordtonen in geplaatst kunnen worden. De noten die je speelt liggen dan zo dicht bij elkaar dat je ze in 1 keer met 1 hand kunt spelen. Maar je kunt het ook anders doen: door de tonen van het akkoord na elkaar te spelen, is het mogelijk om grotere afstanden tussen de akkoordtonen te gebruiken en het toch met 1 hand kunnen spelen. Wanneer de akkoordtonen niet dicht bij elkaar liggen spreken we van een wijde ligging. Vaak wordt er dan sustainpedaal bij gebruikt, zodat de tonen doorklinken. Maar ook als je het sustainpedaal niet gebruikt, kun je toch op deze manier akkoorden spelen. Akkoorden spelen in weide liggingen, wordt veel gebruikt in diverse bekende stukken. Ik geef hieronder wat voorbeelden van begeleidingen in weide en nauwe liggingen die je ook toe kunt passen bij vele andere stukken, dus leef je uit!

 

  1. Für Elise

De linkerhand van dit stuk is compleet gebaseerd op akkoorden. De begeleiding is:

Am: 1-5-1( de tweede 1 een octaaf hoger)

 

  1. Big Girl

De akkoorden worden hier in een nauwe ligging gespeeld (eerste maat C akkoord, 2e maat G akkoord) de bovenste 2 tonen van het akkoord steeds tegelijk, met daarna de onderste toon.

Big Girl voorbeeld

  1. Ballade pour Adeline

Deze manier lijkt wat op nr. 1. Alleen is de bovenste toon niet de 1, maar de 3. Ook worden de bovenste 2 tonen vaker afgewisseld, je krijgt dan: 1-5-3-5-3-5-3-5 (zie de 2e regel)

 

  1. Amelie

Deze is wat ingewikkelder en iets lastiger te spelen omdat je op een iets ingewikkelder manier als bij 2. Tonen tegelijkertijd speelt. Je begint met de 1, maar dan verdubbeld met het octaaf, die wissel je je af met de 5, daarna speel je de 3 tegelijk met het octaaf (de bovenste 1). De akkoorden zijn: Em, G, Bm, D, Em, G, Bm, D

  1. Blues

Bij een Bluesbegeleiding wordt vaak gebruik gemaakt van de grondligging en wordt de 3 weggelaten. Ook wordt de 6e toon dan ter afwisseling van de 5 gebruikt. Er wordt steeds 1 en 5 tegelijk afgewisseld met 1 en 6. (De cijfers die boven de noten staan zijn de vingerzetting, dat is dus niet hetzelfde als de 1,5 en 6 waar ik het hierboven over heb)

 

Ik ben benieuwd of het je gelukt is om zelf een begeleiding op basis van bovenstaande aanwijzingen te maken. Laat het me weten door een reactie te plaatsen!

Veel studeerplezier!